PersonaliaPieter van Bree, waarschijnlijk geboren in Aken rond 1645, was de zoon van een koopman die in 1656 vanuit Aken naar ’s-Hertogenbosch verhuisde, de stad van zijn voorouders.1 Pieter was de oudste van vier kinderen. Er volgden een broer, Matthias, een zus Alegonda-Elisabeth en nog een broer, Augustinus-Gregorius. De laatste werd in 1656 in Den Bosch gedoopt. De ouders van dit viertal kinderen heetten Willem van Bree en Johanna (Jenneken) Somers.Willem van Bree, de vader van Pieter, had een broer Dirck genaamd. Die huwde in 1645 met Elisabeth van Niel in ’s-Hertogenbosch. Hun zoons waren Willem (Guilliëlmo) van Bree en Ignatio van Bree (*27-6-1659). Deze bankiers kochten in 1693 een deel van het ´Huis van Zevenbergen´ in de Keizerstraat waar ze voor 50.000 gulden aan verbouwden. Willem (Guilliëlmo) van Bree, een volle neef van Pieter, huwde Anna Walt. Ze kregen zes kinderen, van wie enkelen genoemd worden in het testament dat Pieter op 29 augustus 1721 liet opstellen.
Pieter van Bree is kinderloos gestorven in 1723. Op 5 maart van dat jaar was de uitvaartdienst. Zijn zus Alegonda, ook kinderloos gebleven, overleed tussen 1708 en 1723. Broer Matthias stierf ook in deze periode, zoals zal blijken uit de testamenten waarover hierna gesproken wordt. Van Matthias van Bree is bekend dat hij vanaf augustus 1666 was ingeschreven aan de universiteit van Leuven. Hij huwde in 1688 met Maria Suyskens die in de Verwersstraat woonde, en na haar dood huwde hij Geertruyd Cornelia Schouten, in Amsterdam, waar ze ook gingen wonen. Hij kreeg met haar twee dochters. De oudste was Johanna Cornelia en werd geboren in 1694. Ze huwde later Jean Pierre d´Henssens. De tweede, Cornelia Cecilia Maria, huwde Mr. Pieter Tiarck. Ze worden genoemd in het testament van oom Pieter uit 1721.
Vestiging van Willem van Bree in ’s-Hertogenbosch in het ´Huis van Ysselstein´De vader van Pieter - Willem van Bree - diende in 1646 eerst een verzoekschrift in bij het Bossche stadsbestuur met de vraag of de schepenen hem het poorterschap wilden verlenen. De gereformeerde regenten gingen niet over één nacht ijs, Willem van Bree was immers rooms-katholiek en dat lag hen zwaar op de maag. Maar ze zagen voordelen en namen zijn trouw aan Rome op de koop toe. Hij kreeg van het Bossche stadsbestuur in 1656 toestemming om een glasblazerij te vestigen en die kwam in het ´Huis van Ysselstein´, tussen de Orthenstraat en de Smalle Haven. ´Het glashuis´ stond naast de H. Kruispoort (de Orthenbinnenpoort) en in deDit huis kende een lange geschiedenis.2 Het was het eerste huis aan de rechterkant als men door de Orthenbinnenpoort de stad inging. Het werd aanvankelijk, al vroeg in de 14de eeuw het ´Huis van Hemert´ genoemd. De poort kende men toen als de ´St. Petrus schutspoort´. Omdat in de vijftiende eeuw Frederik van Egmond, heer van Ysselstein, enz. enz. het huis gekocht had, bleef het die naam behouden. Het huis lag tegenover het Sint Geertruiklooster.
Willem verzocht het Bossche stadsbestuur het octrooi op naam van zijn compagnon Henri Bonhomme te stellen. Die had al eerder in de Zuidelijke Nederlanden glasblazerijen gesticht. In Luik en Maastricht. En in Noord-Frankrijk. Er werd met de stad ´s-Hertogenbosch langdurig onderhandeld over de al of niet verschuldigde belastingen op de koop van de benodigde brandstoffen hout en turf. Het zoutdepot dat naast het Huis van Ysselstein lag werd door Van Bree aangekocht om hout op te
| 1 |
kunnen slaan. De achterzijde van dit pand grensde aan de haven en dat was belangrijk voor de aanvoer van zand, soda, potas en andere grondstoffen. Hij bleef een gedreven fabrikant, op 13 maart 1683, dat was vier maanden vóór zijn overlijden, kocht hij nog enige panden voor zijn bedrijf in het Bokhovenstraatje. Zijn weduwe schafte in 1685 een bouwvallig huisje aan, de ´Bierdragersvergaderplaats´ staande aan de Smalle Haven/hoek Bokhovenstraatje.3 Dat was gelegen tussen haar percelen. Ze bleef dus wonen in de naaste omgeving. Beide ouders van Pieter werden na een arbeidzaam leven en als overtuigde katholieken begraven in de Sint Jan in ’s-Hertogenbosch, resp. in 1683 en 1696. Willem van Bree, de oprichter van een bloeiend bedrijf met vakkundige werknemers die ervaring hadden opgedaan in het blazen van prachtig glaswerk in de zuidelijke streken, gaf de fabriek met een gerust hart over aan zijn twee oudste zoons. Het ´glashuys´van Pieter en MatthiasIn het glashuis werd Venetiaans glas geblazen, ook Engels loodglas en er werden glazen geslepen. De kwaliteit van de producten was zodanig dat die regelmatig door het stadsbestuur aan relaties werden geschonken. Het grootste deel van de productie was bestemd voor de Hollandse markt. Vanuit Holland wisten Christiaen en Constantijn Huygens hier het beste glas te bestellen om hun lenzen voor telescopen te slijpen.4Pieter en zijn broer, Matthias, zetten het bedrijf van vader Willem voort in het ´Huis van Ysselstein´. De broers behielden ook het kantoor in Amsterdam van vader Willem en richtten er een speciaal glasmagazijn in voor ´de markt´. Jan Somers, de broer van Jenneke, hun moeder, opereerde als zakenman in Lissabon en de handel verliep zeer voorspoedig. Een internationaal gezelschap van Walen, Italianen en Brabanders, waar zich in de 18de eeuw nog vaklieden uit Engeland bijvoegden, hield de glasblazerij van Van Bree draaiende. Naast deze vaklui waren er houtklovers, stokers (de ovens moesten tot 1500 à 1700 graden verwarmd worden), sjouwers en andere knechten werkzaam, allemaal woonachtig in dat deel van de Orthenstraat en de steegjes die er aan grensden. Testament van 4 juni 1708 van Pieter en AlegondePieter van Bree en zijn zus Alegonda leggen op 4 juni 1708 het volgende vast bij notaris H. de Bije, (Bye). Alle goederen zullen na hun overlijden (ze blijven beiden kinderloos) vervallen aan broer Matthias c.q. aan de neven, de zoons van oom Dirck van Bree. Dat waren Willem (Guilielmus) van Bree uit ´s-Hertogenbosch en Ignatio van Bree uit Amsterdam. Niet aan aangetrouwden. ´Ende als onsen wille ende begeerte is dat allen onzen voorschreven goederen blijven in onse familie ende onse vaderlijcke linie ….´Testament van 29 augustus 1721 van PieterOp 29 augustus 1721 wordt door Pieter opnieuw een testament opgemaakt. Intussen zijn broer Matthias en zus Alegonda-Elisabeth overleden zoals zal blijken. Paulus Suyskens wordt de executeur, hij zal zeker een familielid zijn geweest, waarschijnlijk een broer van Matthias´ eerste vrouw. Paulus Suyskens was gedoopt op 22-6-1670 in ’s-Hertogenbosch, had tussen 1686 en 1692 in Leuven rechten gestudeerd, was advocaat in de stad, en gehuwd met Theodora Maria de Hee. Dit waren gelovige katholieke families, net zoals de Van Bree´s.We lezen het volgende in dit testament van 1721. Pieter voelt zijn einde naderen. Hij dicteert de notaris in zijn laatste wil: ´In den eersten bevele ick, testateur, mijne onsterffelijkcke ziele nu ende altijt maar voornamentlijk ten tijde als wanneer deselve, met den willen van den Alderhoogsten van | 2 |
mijn sterffelijk licham scheijden sal in de grondeloose genade en barmhartighijt van Godt Almagtigh, mijnen schepper en Zaligmaker, en mijn doode Licham aan de aarde, door eene Christelijke ende Eerelijcke begraaffenisse, geproportioneert naar mijnen staat en conditie´. En de uitvaart op 5 maart 1723 ging werkelijk gepaard met ´groot gelui´ van 5½ uur, een karos voor de slede, ´hoogbaer´ en een eigen graf.
Wat de testateur verder besliste, gaat over zijn materiële goederen: ´Waar mede komende tot de dispositie over mijne tijdelijke goederen …´
´drije hondert Caroli guldens´ voor Johan Francis du Mahij, ´tegenwoordigh woonende tot Rotterdam bij de weduwe Bachx´.´ Item aan Robbert du Mahij, sijnen broeder, hondert guldens bovens en behalvens soodanighe somme van twee hondert guldens als volgens obligatie den selven aan mij verschult is´. (deze personen waren of zijn werknemers/meester-glasblazers, uit Wallonië afkomstig). ´Item: aan mijn testateurs dienstmeijte Maria van Herpen eene somme van tweehondert vijftig guldens eens´. Item: aan de negen Armen Blockken binnen dese stadt ijeder twaalff guldens eens. Item make en legatere ick testateur aan Johan Piter van Bree, jonghsten sone van mijnen neve Guillielmo van Bree ende Anna Walt, mijne vont peteren, (= peetouders) een somme van een duijsent guldens eens. Item: aan Maria van der Horst weduwe van Lieven van Venroij twee hondert guldens eens. Item make en legatere ick, testateur, aan Arnoldus van Vechelen op de Blijck aghter de Roose twee hondert guldens eens´.
´Alle bovengenoemde legaten (…) uit te reijken ende te betalen twee maanden naar mijns testateurs befraaffenisse uijt het gelt wesende in een kaske (kistje) in de muer neffens de schouwe staande in de voorkeuken bij het ledicant`.
Pieter van Bree, zo is mijn idee, was constant bezig met het welslagen van zijn zaak en hield de kas binnen handbereik. Behalve deze contanten kwam …
´… aan de arme blockken van de Markt en Ortestraat … ende aan het groote gasthuijs deser stadt in de hinthamerstraat, gesamentelijk onder haar drijen, drije distincte renthebrieven, te weten eenen van vijff hondert guldens capitaal ende de twee andere ijeder van vierhondert guldens capitaal op het Dorp van Breugel, mij testateur aangekomen van mijne ouders zaliger met allen soodanighe verloopen renthen oft paghten als daarvan ten tijde van mijn overleijden onbetaalt en aghterwesig sijn sullen en wijders vrije van het reght van collaterale successie´.
Door notaris H. de Bije was met de naaste familie een inventaris van bezittingen van Pieter van Bree opgemaakt. Grote hoeveelheden grondstoffen en materialen voor de glasblazerij, glaswerk, contanten, renten en obligaties, vast goed (huizen in de stad en landerijen en hoeven in de Meijerij), tezamen ter waarde van ca. 250.000 gulden,5 een zeer aanzienlijk vermogen had Pieter opgebouwd.
De directie van het glashuysWat beslist Pieter? ´… Item late ick, testateur, aan Johan Pieter Guilliëlmus van Bree, anderen sone van mijnen boven genoemde neve Guilliëlmo van Breé ende Anna Walt, het gouverno ende directie van de glaserije binnen dese stadt, mits hij aanstonts naar mijne doodt ende afflijvighijt eenen staat ende inventaris opstelle, van allen de daar in wesende materialen, gemaakte glazen, hout, ende allen verdere provisie en gereetschappen: allent welke sullende volvoert wesen, sal mijnen onder te benoemen executeur aan denselven ter handt stellen eene somme van vijfthien hondert guldens eens. (…) De executeur moet het comptoir, boeken en schriften en brieven overhandigen aan Johan Pieter Guilliëlmus van Bree, zodat het werk in de fabriek door kan gaan. (Vaak wordt ´Breé´ geschreven, | 3 |
met op de laatste e een accent aigu). In een document van 14-5-1723 van het Notarieel Archief 2903, folio 116 e.v. ,opgesteld door notaris H. de Bije, tekent een getuige inderdaad met de naam Johan Pieter Guiliëlmus van Bree, de hiervoor genoemde jongste zoon van Guilliëlmus van Bree en Anna Walt die in 1695 in 's-Hertogenbosch werd geboren.Andere familieleden die worden begunstigd door PieterEn alle andere goederen, vorderingen en schulden en kredieten …? ´Hebbe ick testateur gemaakt, gelaten en beset aan de twee kinderen van mijnen overleden broeder zaliger Matthias van Bree, verwekt aan Gertruijd Cornelia Schouten, deselve daar inne tot mijne eenighe en universele erffgenamen nomineerende en institueerende …´Hierna wordt verwezen naar het testament van 1708: ´egeene van onse voornoemde goederen sullen gaan ofte succederen buijten mijne vaderlijcke linie van Van Bree´. De twee dochters van Matthias kunnen pas beschikken over de nalatenschap als ze vijf en twintig jaar oud zijn, getrouwd en kind of kinderen hebbend. Als ze geen kinderen nalaten na hun dood zullen alle goederen naar de zes kinderen van neef Guiliëlmo van Bree en Anna Walt gaan. De zoon van neef Ignatio ontvangt 3000 gulden, ´indien deselve niet geestelijk worde, maar in de werelt kome te blijven´.
De bibliotheek van PieterDe gehele inventaris van het huis, de glasblazerij en de bijgebouwen wordt opgemaakt en getekend op 16-6-1723. Getekend door de notaris, de executeur en twee getuigen namens de weduwe van Matthias van Bree. De bibliotheek van Pieter hoorde er ook bij.6 De titels van honderden boeken werden allemaal in de boedelinventaris opgesomd, want die waren waardevol. In de zeventiende eeuw werden in de Republiek meer boeken gedrukt dan in andere West-Europese landen tezamen. De Republiek was immers het centrum van de internationale handel. Zeker 300 boeken werden in de inventaris gerubriceerd op grootte. Folio, quarto, octavo, er werd vermeld of ze gebonden of ongebonden waren, welke tijdschriften aanwezig waren, enz. De verzameling bestond voor twee derde deel uit boekwerken in de Nederlandse taal, de rest was in het Frans geschreven. We weten nu dat Pieter geen Latijn las, dus niet naar de universiteit is geweest, zoals zijn broer Matthias. Maar zijn interesse was heel breed: veel boeken over de regionale geschiedenis en over de stadsgeschiedenis, zoals de kronieken van Jacob Van Oudenhoven (1601-1690) en Pieter Bor (1559-1635) en over de verrichtingen van Frederik Hendrik in 1629.Pieter bezat een atlas van Blaeu in ´ses deelen, groot papier´, ´Item twee boecken met caerten in witte banden gebonden; item voyage aú Levant par Corn. Le Brun´. ´Item de Generaele beschrijving van Brabant, Item histoire du Cardinal Mazarin, Item de heylighen Schrifturen oudt ende nieuw testamenten, Item de histoire generaele d´Angleterre, d´Ecosse et d´Irlande, Item de vijfftien boecken van de Geldersse geschiedenissen, Item triomph der pausen van Roomen, door P. Corn. Haezaert, in twee deelen, Item de beschrijvinge van Spanien en de Portugael, Item de generaelen legenden der heylighen in twee deelen´. ´Item: histoire l´heresie, twee thome in fransen bant; item het leven van Keyzer Carel den vijffden´. (het Franse woord ´thome´, tegenwoordig tome, is een deel van een boekwerk).
Hij las literaire werken, bij voorbeeld van Jacob Cats. Over oorlogen in Europa had hij 175 boeken verzameld, o.a. van Franciscus Guicciardini. Dan medische, juridische, taalkundige en filosofische werken en één bundel brieven van Seneca in het Frans: ´Item traduction des Epistres de Seneque,
| 4 |
Senateur Romain. Van Johannes van Beverwijck raadpleegde hij misschien diens ´Schat der gesontheijt´.De glasfabriek na 1723We weten nu dat de glasfabriek in handen bleef van de familie Van Bree, na het overlijden van Pieter in 1723. Op 11 november 17297 richt Guilliëlmo van Bree aan ´de Heren Schepenen, Gesworens ende Rade deser hoofstadt s Bosch´ een verzoek. Hij is inwoner van de stad en eigenaar van het glashuis ´cdat bij octroy op den seventienden october sestienhondert seven en vijftig (…) vergunt is ende toegestaen vrijdom van inlogeringe van Ruyteren en Soldaten´. Guilliëlmo verwachtte dat hij ook van dat voorrecht zou kunnen genieten, net zoals zijn voorzaten die eigenaar waren van de glasblazerij. Maar … de suppliant heeft het ongeluk dat er nu zes soldaten zijn ingekwartierd. Verwijzend naar de voorgeschiedenis is hij ´ootmoediglijk versoekende ten eynde bij het voorschreven octroy mag werden gemaintineerdt en also van de biljettering van soldaten ontlast´.Guilliëlmo kreeg nul op het rekest. Guiliëlmo presenteerde zich weliswaar als eigenaar, maar ´volgens het gemeene seggen´ was hij administrateur. Bovendien woonde hij niet in ´s-Hertogenbosch en was het voorrecht slechts voor twintig jaar verleend.8
Johan Pieter, die zich ook Guilliëlmus noemt, wordt directeur, zoals blijkt uit het testament. Hij was de in ´s-Hertogenbosch in 1695 geboren jongste zoon van Willem (Guilliëlmo) van Bree en Gertrude Anna Walt en woonde in Amsterdam. Ook de oudste van de twee dochters van Matthias van Bree en Gertruijd Cornelia Schouten, Johanna Cornelia, geboren in 1694, bemoeide zich met de zaak. Maar een vrouw kon een fabriek niet leiden met wettelijk gezag. Wel haar echtgenoot: ze was getrouwd met Jean Pierre d´Henssens die in Antwerpen woonde. De glasblazerij bleef goed draaien en had connecties in twee belangrijke havensteden in de Nederlanden, Amsterdam en Antwerpen. De familie d´Henssens werkte samen met de Luiks-Maastrichtse glasfabrikant Bonhomme. Enige decennia later verkochten de erfgenamen (een twintigtal) van de overleden echtelieden J.P. d´Henssens en Johanna Cornelia van Bree de glasblazerij aan Willem Vosch van Avesaet, kapitein ter Zee in ’s-Hertogenbosch. Dat was in 1787. Hij brak twee jaar later het Huis van Ysselstein af en bouwde een kapitaal herenhuis op die plaats, op nummer 36.9
In het jaar 1800 werd het huis verkocht aan Augustinus Tilmanus van Ryckevorsel e.a. Het werd ingericht als factorij van koloniale waren, later diende het als bankiershuis en rond 1910 werd het aan particulieren verhuurd door de gebroeders Jan en Herman van Ryckevorsel uit Vught. De fabriek van De Gruyter heeft in de twintigste eeuw tientallen jaren op die locatie gestaan, tot het huidige appartementencomplex werd gebouwd, rond 1985. Er is geen Huis van Ysselstein meer, geen glashuis, maar de geschiedenis van dit plekje en van de familie Van Bree is bijzonder!
| 5 |
Noten | |
1. | De grafzerken van de Sint-Jan te ’s-Hertogenbosch IV 33 |
2. | Van Sasse van Ysselt I 120 e.v. |
3. | Van Sasse van Ysselt I 130-131 |
4. | Aart Vos (2012) 123 |
5. | Strengers-Olde Kalter (1990) 71-76 |
6. | Aart Vos (2012) |
7. | Stadsarchief 's-Hertogenbosch, OSA 640, 11 november 1729 |
8. | Aart Vos (2012) 124 |
9. | Van Sasse van Ysselt I (1914) 134-135 |
Bronnen | |
• | Karin Strengers-Olde Kalter, 'De bibliotheek van Pieter van Bree te ’s-Hertogenbosch' in: Brabants Heem 42 (1990) 71-76 |
• | Aart Vos, 'Une belle verrerie, de glasblazerij in de Orthenstraat (1656-1803)' in: Putten uit het Bossche verleden (2012) 117-129 |
• | Van Sasse van Ysselt, 'De voorname huizen en gebouwen te ’s-Hertogenbosch' (1914) I 120-135; II, 314; III 348-353 |
• | Stadsarchief ’s-Hertogenbosch, Notarieel Archief inv.nr. 2903, H. de Bije, folio 45, 51 en 116 e.v. |
H.F.J.M. van den Eerenbeemt, Geschiedenis van Noord-Brabant (1996-1997) I. 53